WEIBOK
Het was voor Hedy Hartog die samen met haar moeder Els de geitenkaasmakerij runt de eerste keer dat ze een biertje tapte. “Wij hebben helemaal geen kaas gegeten van bier. We vonden het dan ook erg spannend. Een biertje ontwikkelen is één, maar of het dan ook nog te drinken is, is twee. Maar de reacties waren positief. Mensen kwamen al snel langs voor een tweede biertje.”
Jaarlijks voeren moeder en dochter zo’n 2.000 liter wei, die overblijft na het kaasmaken, af naar de afvalverwerker. Zonde, vinden ze. “Er zitten veel vitamines in wei.” Ze namen contact op met een bierbrouwer in Leeuwarden met de vraag of die de wei kon verwerken in een biertje. “Dat lukte, maar als wij even naar het bier keken, sloeg het al dood. Er zat nog te veel vet in”, vertelt Hedy Hartog.
“Een klasgenoot die ik had ontmoet tijdens een zuivelcursus in Oentsjerk, had een ontromer. Met twee emmers wei ben ik naar Groningen gereden om het uit te proberen.” De proef slaagde en Hartog schafte een grotere ontromer aan die 650 kilo melk per uur kan verwerken. Nu het bier van goede kwaliteit is en de consument enthousiast reageert, gaan de partijen binnenkort om tafel hoe ze het bier in de markt gaan zetten. Ze kijken of ze dat via hun afzetkanalen kunnen doen van de kaasmakerij, maar denken ook aan de afnemers van de bierbrouwers.
Die verschillende kanalen zijn volgens de ondernemer ook de kracht van de samenwerking. “Dat versterkt elkaar. We worden al veel gebeld. Zojuist belde er iemand uit Minnertsga die een sixpack bier wil halen. Ook een wijnhandel heeft interesse. We moeten snel weer nieuw bier maken.” Hartog gaat ervan uit dat ze aan de verkoop daarvan niet veel overhoudt. “Dat een restproduct weer wordt gebruikt als grondstof voor een nieuw product, is voor ons het voornaamste.”
Het bedrijf, dat behalve geitenkaas dertig soorten tapas maakt, gaat zich de komende tijd vooral ook toeleggen op het maken van kwark en yoghurt. Hiervoor wil de ondernemer naar zo’n 400.000 kilo te verwerken melk per jaar gaan en het bedrijf uitbreiden. “De vraag naar geitenzuivel neemt toe. We hebben hier de mogelijkheden om te verdubbelen”, verklaart Hartog. De Molkerei heeft twintig mensen in dienst, van wie de helft in de kaasmakerij werkt.
Dat moeder en dochter ooit plannen zouden hebben om 400.000 kilo melk te verwerken, hadden ze een kleine dertig jaar geleden nooit kunnen bevroeden. In 1990 streek de familie vanuit de Randstad neer in ’t Bildt. “Mijn moeder wilde hier vooral naartoe vanwege de rust en ruimte. Ze schafte een geit aan voor de kinderen, Sneeuwwitje noemden we hem. Ze begon heel idyllisch een geit te melken en daar boter, kaas, karnemelk en yoghurt voor eigen gebruik van te maken. Na deze geit volgden al snel nog zo’n vijftig geiten. De kaas werd gemaakt in de schuur, in een aparte kaaskeuken.”
Hartog haar ouders hebben er hard voor moeten vechten om de kaas aan de man te krijgen, stelt Hartog. “We stonden op markten om de kaas te verkopen. Maar de consument spuugde de geitenkaas zo voor de tent uit. Het werd gezien als armeluiseten, als oorlogsvoedsel.”
Om meer naamsbekendheid te krijgen, maakten de ondernemers de stap naar de horeca. “Mijn vader kocht een Michelin-gids en ging heel brutaal alle chef-koks bij langs met een pot kaas om te proeven. Zo kwam onze kaas bij gerenommeerde restaurants als De Librije en Lauswolt.”
Maar het kaasmaken viel niet met het runnen van een geitenbedrijf te combineren. Toen tijdens de MKZ-crisis de bokjes niet weg konden, gingen de Hartogs terug naar geitenhouder Klaas Sjoerd Meekma uit Deinum. Ooit hadden ze daar ook de geiten gekocht. “Hun vader en echtgenoot kwam bij me en zei: ‘Ik wil net zulke geiten als jij.’ Dat was het begin. En daarna kochten ze steeds meer lammeren”, herinnert de geitenhouder zich. Meekma kocht de geiten terug en levert jaarlijks 200.000 kilo melk aan de kaasmakerij van de 1,3 miljoen kilo die zijn duizend geiten jaarlijks produceren.
Volgens Meekma is de samenwerking een goede stap geweest. “Er is een mooi bedrijf tot bloei gekomen. Ze bedenken steeds wat anders, zoals een weidrank met dadelsiroop: YoGeit. Maar de grap is om een product op de markt te krijgen. Daarom is het goed dat ze de samenwerking zijn aangegaan met bierbrouwers die gespecialiseerd zijn in bijzondere biertjes. Als je dat als buitenstaander moet doen, valt het tegen. Veel mensen beginnen enthousiast aan iets, maar daarna hoor je er niets meer van.”
Ulco de Jong van brouwerij De Kroon op Leeuwarden had geen idee of het mogelijk was wei te verwerken in bier, toen hij die vraag van geitenkaasmakerij De Molkerei in Oudebildtzijl kreeg. “Ik heb gegoogeld en kwam bij een Noord-Hollandse bierbrouwer uit die wei als bijproduct van koeienkaas gebruikt.”
Mensen reageren aanvankelijk wat terughoudend, als ze horen hoe het bier tot stand is gekomen, merkt De Jong. “Mijn ouders, bijvoorbeeld, zijn totaal niet van de geitenkaas. Ze proeven daar de bok nog in. Ze hadden verwacht dat dat bij bier ook zo zou zijn, maar dat is niet het geval. De Weibok, van het type meibok, begint begint zoet en eindigt lichtbitter, met tussendoor een zuurtje van de wei erin.”
De Jong maakt het bier met drie brouwers onder de naam Klaverke Bier. De samenwerking met een ‘branchevreemd bedrijf’ juicht hij toe. “Wij willen ieder jaar met een ander bedrijf een biertje ontwikkelen en met hun bijdrage onze creativiteit voeden. We halen hiermee meer plezier uit bier.”